Biodiversiteit
Door optimale CO2 omzetting in voedsel en zuurstof en optimale distributie van voedsel kunnen verschillende vormen van leven differentiëren en kan de biodiversiteit toenemen.
De CO2 omzetting wordt bepaald door groene bladeren van planten waarvan de wortels voedsel delen met mycorrhiza schimmelsoorten in ruil voor nutriënten (N P K enz.). Als de bodem in balans is kunnen functionele schimmel netwerken snel groeien over meerdere hectaren en functioneel zijn; en kunnen de plant-schimmel symbiosen floreren; en kan meer CO2 vastgelegd worden en kan het koolstofgehalte in de bodem sneller toenemen. Een belangrijk deel van de bodemkoolstof ligt vast in eiwitstructuren o.a. in schimmelnetwerken. Om de ontwikkeling van bodemkoolstof en bodemleven te volgen worden jaarlijks bodemmonsters genomen en wordt vooral gekeken naar verschuiving in de schimmelsoorten en functionaliteiten (i23).
Bij toename van voedsel in de microwereld kunnen volgens de voedselweb-hiërarchie ook nematoden, protozoën, en wormen in de macrowereld toenemen. Het aantal wormen in een monster wordt gebruikt als indicator (i24) voor een rijk bodemleven. In dezelfde voedselweb hiërarchie kunnen vervolgens ook de aantallen en biodiversiteit toenemen in de werelden van insecten, vogels, zoogdieren en mensen.
De totale biodiversiteit heeft zich ontwikkeld tot 1910, maar sinds de industriële revolutie raakt de koolstof cirkel in toenemende mate uit balans en nemen de suikerproductie uit fotosynthese, de distributie en de biodiversiteit af. In het meest optimistische scenario kan de biodiversiteit afname omgebogen worden en kan er weer een soortenrijkdom tot ontwikkeld komen, die in 2070 vergelijkbaar wordt met de biodiversiteit in 1910, en is er sprake van regeneratie van het landschap. In het optimistische scenario dienen veel van de bovengenoemde maatregelen uitgevoerd te gaan worden.
Bij hoge biodiversiteit kan b.v.:
- het wortelbereik voor de verschillende nutriënten vergroot worden middels schimmelnetwerken
- sneller balans ontstaan tussen invasieve en plaag bestrijdende soorten
- de voedselproductie verbonden worden aan het beheer van spontane soorten. Het ene gaat niet ten koste van het anderen, maar beide profiteren